Verplichte PV-panelen voor grootverbruikers vanaf 2025

Verplichte PV-panelen voor grootverbruikers vanaf 2025

Om de productie van hernieuwbare energie verder aan te wakkeren, heeft de Vlaamse Overheid de beslissing genomen om PV-panelen te verplichten op gebouwen waarin bedrijven gehuisvest zijn met een hoge elektriciteitsafname (>1 GWh/jaar) (Energiebesluit 19 december 2022). De hoeveelheid PV-panelen die geplaatst dient te worden is afhankelijk van het horizontaal dakoppervlak. Naast PV-panelen zijn ook alternatieve pistes mogelijk om aan de verplichting te voldoen. In deze blogpost lichten wij deze verplichting voor u toe.

Welke gebouwen vallen onder deze verplichting?

Gebouwen aangesloten op een afnamepunt waar een elektriciteitsafname van meer dan 1 GWh tijdens één kalenderjaar is, zullen onder deze verplichting vallen. Indien de enige eigenaars van het gebouw publieke organisaties zijn, ligt deze drempel op 250 MWh.

Belangrijk om weten is ook dat het de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van het gebouw is, die verantwoordelijk is voor het plaatsen van de PV-panelen. Het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA) zal deze verplichtinghouders niet zelf verwittigen: De eigenaar, erfpachter of opstalhouder is zelf verantwoordelijk om na te gaan of de afnamedrempel al dan niet overschreden is op het afnamepunt waarop het gebouw is aangesloten.

Wat wordt er verplicht?

De PV-verplichting geldt per afnamepunt dat de afnamedrempel overschrijdt. M.a.w per elektriciteitsmeter wordt gekeken of je meer dan 1.000 MWh hebt afgenomen van het net. Zodra je meer verbruikt dan deze drempel moet je verplicht een hoeveelheid PV installeren (of alternatieven, zie verder). De verplichting wordt uitgedrukt in een vastgelegd piekvermogen per m² aan horizontale dakoppervlakte (van alle gebouwen aangesloten op hetzelfde afnamepunt).

De installatie van hernieuwbare energie zoals PV heeft een directe invloed op je scope 2 CO2-emissies.

PV PV-panelen solar 
<a href="http://www.freepik.com">Designed by pch.vector / Freepik</a>

Definitie horizontaal dakoppervlak:De horizontale dakoppervlakte is gedefinieerd als de oppervlakte van de projectie van de buitenafmetingen van de overdekte constructie op een horizontaal vlak, met andere woorden is dit de oppervlakte van de daken zoals deze worden weergegeven in planzicht (bovenaanzicht).

Definitie gebouw: Een gebouw is een duurzaam bouwwerk, vast met het aardoppervlak verbonden, dat geen kunstwerk is. Waarbij kunstwerk slaat op civieltechnische constructies, anders dan gebouwen, opgetrokken uit duurzame materialen en zichtbaar van het aardoppervlak. Voorbeelden van kunstwerken zijn schoorstenen, koeltorens, silo’s, cabines.. (voor meer info zie handleiding van het VEKA).

Dakoppervlak dat niet geschikt is voor het plaatsen van PV-panelen wordt niet in mindering gebracht. Zo worden bijvoorbeeld het dakoppervlak van serres, gebogen daken, daken bezet met technische installaties … allemaal in rekening gebracht.

Wanneer een gebouw bijgeplaatst wordt dat ook aangesloten wordt op hetzelfde afnamepunt, dan wordt het horizontaal dakoppervlak van dat gebouw bij het totaal opgeteld. De eigenaar, erfpachter of opstalhouder van het gebouw heeft uiterlijk de tijd tot 1 januari van het vierde kalenderjaar volgend op de toevoeging van het gebouw om ervoor te zorgen dat nog steeds aan de verplichting wordt voldaan.

De PV-panelen mogen geplaatst worden op:

  1. de daken van de gebouwen aangesloten op het afnamepunt dat onder de verplichting valt;
  2. de eigen site op de daken van de gebouwen, op marginale gronden, op carports of op fietsenstallingen of kunnen drijven op wateroppervlakten;
  3. op een andere eigen site op de daken van gebouwen, op marginale gronden, op carports of op fietsenstallingen of kunnen drijven op wateroppervlakten.

Het is niet vastgelegd wie de investering dient te dragen en wie eigenaar moet zijn van de PV-installatie.

Wanneer gaat deze verplichting in?

Indien de afnamedrempel reeds overschreden is in 2021, gaat deze verplichting al in op 30 juni 2025. Is deze drempel pas in een later kalenderjaar overschreden, dan gaat de verplichting pas in op 1 januari van het vierde kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de drempel is overschreden (Bv. Voor het eerst overschreden in 2023 –> Verplichting geldt vanaf 1 januari 2027).

De verplichting gaat in op 30 juni 2025. Wij volgen de evoluties omtrent de verplichting op en communiceren indien er nog grote veranderingen volgen.

Wat dien je nog te weten?
Verstrengingspad

De verplichting verloopt in 3 fases, waarbij het minimum te installeren piekvermogen (Wp) stelselmatig wordt opgedreven:

  • Eerste fase       – Vanaf 30/06/2025 = 12,50 Wp / m². (Ongeveer 6,25 % van het dakoppervlak)
  • Tweede fase     – Vanaf 01/01/2030 = 18,75 Wp / m². (Ongeveer 9,38 % van het dakoppervlak)
  • Derde fase       – Vanaf 01/01/2035 = 25,00 Wp / m². (Ongeveer 12,5 % van het dakoppervlak)

Het kan voor bedrijven uiteraard interessanter zijn om al vanaf de eerste fase te voldoen aan de voorwaarden voor fase 2 en/of fase 3. Dit is een optie, bedrijven zijn dus niet verplicht om in 3 stappen te voldoen aan de verplichting.

Afwijkende elektriciteitsafname

Stel een bedrijf overschrijdt de afnamedrempel voor één van hun afnamepunten gedurende 1 kalenderjaar, dan moet eerst gekeken worden of er geen sprake is van zogeheten ‘afwijkende elektriciteitsafname’:

Als er in elk van de drie kalenderjaren vóór het kalenderjaar waarin de afnamedrempel wordt overschreden reeds een elektriciteitsafname is op het afnamepunt én als de gemiddelde afname van de drie voorgaande jaren lager is dan 90% van de drempelwaarde.

Indien dit het geval is dan moet nog niet aan de verplichting voldaan worden. Deze oefening moet echter wel ieder jaar herhaald worden. Eenmaal vastgesteld is dat de drempel overschreden is én er geen afwijkende elektriciteitsafname is, dan moet wel aan de verplichting voldaan worden.

VEKA heeft een simulator ontwikkeld om per afnamepunt na te gaan of de verplichting geldt.

Aftopregels / Uitstelt

In twee gevallen kan het minimum te installeren vermogen lager liggen dan de bovenstaande verplichting:

  1. Aftopping elektriciteitsafname: Het piekvermogen mag beperkt worden tot “35% van de jaarlijkse elektriciteitsafname / 900h”.
  2. Aftopping netstudie: Sommige bedrijven zijn beperkt in het maximaal aansluitbaar injectievermogen (afkomstig uit netstudie). Is dit het geval dan wordt het te installeren piekvermogen beperkt tot “maximaal aansluitbaar injectievermogen / 0,7”.

Uitstel kan onder specifieke voorwaarden worden aangevraagd bij het VEKA. Dit kan voor dakvervanging en voor sloop zonder/met heropbouw. Uitzondering aanvragen verloopt volgens een vaste procedure.

Alternatieve pistes?

In sommige gevallen is het praktisch niet mogelijk om PV-panelen te plaatsen. Hiervoor voorziet de regelgeving twee alternatieve pistes:

  1. Een equivalente productie realiseren uit windenergie of WKK op biomassa en biogas dat geen biomethaan betreft. Vanaf 2030 mag ook een warmtepomp die een equivalente hoeveelheid hernieuwbare energie aan de omgeving onttrekt geplaatst worden
  2. Een participatie in projecten van PV, wind of WKK op biomassa en biogas dat geen biomethaan betreft.

Voor meer informatie omtrent de alternatieve pistes verwijzen we naar de handleiding van het VEKA, hoofdstuk 4.

Hoe zit het met bestaande installaties?

Bestaande installaties zijn deze die in dienst genomen zijn voor 1 januari 2023. Bestaande PV-installaties komen in aanmerking indien ze nog steeds werkzaam zijn en geplaatst zijn op daken van de gebouwen aangesloten op het afnamepunt dat onder de PV-verplichting valt of op daken van andere gebouwen, carports, fietsstallingen, op marginale grond of drijvend op wateroppervlakten op de eigen site.

PV-panelen die op een andere eigen site staan komen niet in aanmerking. Hetzelfde geldt voor wind- en WKK-projecten, indien deze in dienst genomen zijn voor 1 januari 2023 komen ze niet in aanmerking, zowel op een eigen als een andere eigen site.

Verdere informatie

De definitieve regelgeving is nog steeds in ontwikkeling, de hierboven weergegeven informatie is afkomstig uit de handleiding van het VEKA (versie 26 mei 2023). In deze handleiding staan onder andere uitgewerkte voorbeelden voor bedrijven om na te gaan wat wel of niet tot de mogelijkheden behoort om te voldoen aan de verplichting. Voor de meest recente info kun je deze pagina van de Vlaamse overheid raadplegen.

Wil je graag meer informatie? Aarzel dan niet om ons hierover te contacteren.


Blijf op de hoogte van al ons nieuws!

Schrijf je hieronder in op onze nieuwsbrief.

* verplichte velden




Wat is de ‘CSRD’?

Wat is de ‘CSRD’?

De CSRD, Corporate Sustainability Reporting Directive, is een verplichte, Europese richtlijn omtrent duurzaamheid met als doel het rapporteren over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) op een gestandaardiseerde en vergelijkbare manier mogelijk te maken.

Deze rapporteringsrichtlijn vervangt de reeds bestaande Non-Financial Reporting Directive (NFRD). De NFRD is momenteel verplicht voor grote beursgenoteerde bedrijven, banken of verzekeringsmaatschappijen met een balanstotaal boven 25 miljoen euro of een netto-omzet van meer dan 50 miljoen euro.

De CSRD gaat echter nog verder wat betreft scope en inhoud. Deze richtlijn zal namelijk van toepassingen zijn voor heel wat meer ondernemingen, zowel binnen als buiten de Europese Unie, en omvat standaarden met een brede waaier aan ESG – Milieu, Maatschappij, Beleid – topics waarover bedrijven jaarlijks verplicht zullen moeten rapporteren.

Op 31 juli 2023 werden de laatste wijzigingen aan de (sector-agnostische) ESRS standaarden gepubliceerd door de Europese Commissie. Met deze wijzigingen beoogt de Europese Commissie verhoudingsgewijs de evenredigheid tussen bedrijfsomvang en omvang van de rapportage te waarborgen en de correcte toepassing van de normen door ondernemingen te vergemakkelijken.

Schrijf je nu in voor onze gratis online opleiding “Carbon Accounting”.

Een gratis lessenreeks voor iedereen die inzicht en duidelijkheid wenst te verkrijgen in de berekening van de Carbon Footprint en Carbon Accounting, gegeven door experten.

Zes lessen van 30 min tussen 11h00 en 11h30
Startdatum: 25 september 2024

Waarom is deze richtlijn tot stand gekomen?

Vanuit, onder meer, de EU Green Deal worden doelen gesteld om Europa tegen 2050 klimaatneutraal te maken en daarmee het eerste klimaat neutrale continent te worden. Aan de hand van de CSRD rapportering worden duurzaamheidsstrategieën op bedrijfsniveau in kaart gebracht die bovendien ook publiekelijk beschikbaar gesteld dienen te worden. Door op deze manier een hoog niveau van transparantie en vergelijkbaarheid te creëren kunnen banken, investeerders, de overheid en andere stakeholders de stand van zaken omtrent duurzaamheid in een onderneming achterhalen en vergelijken met die van andere bedrijven. Dit bevordert op zijn beurt de beweging richting duurzaam ondernemen èn investeren.

Tijdslijn – Wie, wat, wanneer?

Wat is de csrd en esrs

* Voor boekjaren die aanvangen vóór 1 januari 2028 kunnen kleine en middelgrote ondernemingen (SME’s) besluiten deze verplichte informatie niet in hun bestuursverslag op te nemen. In dergelijke gevallen geeft de onderneming in haar bestuursverslag kort aan waarom de duurzaamheidsrapportering niet is verstrekt.

Voor de eerste groep, de reeds NFRD-plichtige bedrijven, valt de eerste deadline in 2025 (gebaseerd op boekjaar 2024). Vanaf 2026 dient er ook gerapporteerd te worden door alle grote ondernemingen die aan twee van de volgende drie criteria voldoen:

Daarnaast zullen ook SME-proportionele standaarden tot stand komen, deze standaarden zijn in lijn met een vereenvoudigde rapportering door SME’s en zullen verplicht zijn vanaf 2027 (gebaseerd op boekjaar 2026). De SME-proportionele standaarden worden – normaalgezien – gepubliceerd in juni 2024.

Kleinere ondernemingen die niet aan deze voorwaarden of criteria voldoen vallen niet binnen de scope en zijn bijgevolg niet CSRD-plichtig. Toch zullen zij hier ook de gevolgen van ondervinden.  Als stakeholder in de waardeketen van CSRD-plichtige ondernemingen zal er ook van hen verwacht worden bepaalde data voor handen te hebben en duurzaamheid in hun bedrijfsstrategie te verwerken.

De CSRD wordt nader uitgewerkt in duurzaamheidsrapportage standaarden, die worden European Sustainability Reporting Standards (ESRS) genoemd.

De ESRS-structuur

De ESRS standaarden, gelinkt aan de CSRD richtlijn, zijn zowel sector overschrijdend als bedrijfsspecifiek en kunnen opgedeeld worden in algemene en thematische standaarden. De thematische standaarden worden opgesplitst in drie groepen – Milieu, Sociaal en Beleid – naargelang het overkoepelend thema.

De thematische standaarden dienen enkel opgenomen te worden in het duurzaamheidsverslag van een bedrijf indien deze, na uitvoering van een dubbele materialiteitsanalyse materieel/significant blijken te zijn voor het bedrijf in kwestie. De andere, algemene standaarden zijn niet onderheven aan deze analyse en moeten verplicht behandeld worden in het rapport.

  • Algemene standaarden:

De standaarden ESRS 1 en ESRS 2 zijn verplicht voor alle ondernemingen en omvatten de rapportering omtrent de Governance; Strategie; Impact, Risico’s & Opportuniteiten èn Maatstaven & Doelen.

  • Specifieke thematische of “Topical” standaarden:

De thematische standaarden vallen onder de thema’s Milieu, Sociaal of Beleid. Over deze thema’s dient men te rapporteren indien ze materieel zijn voor de onderneming.

5 standaarden omtrent milieu gerelateerde topics

  • Klimaatverandering
  • Milieuvervuiling
  • Water en mariene middelen
  • Biodiversiteit en ecosystemen
  • Grondstofgebruik en circulaire economie

4 standaarden omtrent maatschappelijke topics

  • Eigen personeel
  • Medewerkers in de waardeketen
  • Betrokken gemeenschappen
  • Consumenten en eindgebruikers

1 standaard omtrent beleid gerelateerde topics

  • Bedrijfsbeleid

In de toekomst zullen ook andere, sectorspecifieke standaarden – afgestemd op sector afhankelijke thema’s – het daglicht zien. Deze standaarden zijn momenteel nog niet gepubliceerd.

Wil je graag meer informatie? Aarzel dan niet om ons hierover te contacteren.


Blijf op de hoogte van al ons nieuws!

Schrijf je hieronder in op onze nieuwsbrief.

* verplichte velden




Wat is het verschil tussen een LCA en een Carbon Footprint

Wat is het verschil tussen een LCA en een Carbon Footprint

Om de milieueffecten die verband houden met de gehele levenscyclus van een product, proces of dienst in kaart te brengen kan men verschillende methodologieën gebruiken. Wellicht heb je reeds gehoord van een levenscyclusanalyse of een carbon footprint. Dit zijn termen die steeds vaker naar voren komen wanneer men het heeft over de milieu-impact van producten en diensten. Maar waarvoor staan deze begrippen nu eigenlijk? Wat is het belang ervan en wat is het verschil tussen een levenscyclusanalyse en een carbon footprint? In dit artikel geven we een antwoord op deze vragen.

Een levencyclusanalyse of kortweg LCA

Een levenscyclusanalyse is een holistische aanpak om de milieu-impact van de levenscyclus van een bepaald product of proces na te gaan. Deze analyse omvat de milieubelasting van het winnen van grondstoffen en van de grondstoffen zelf, maar ook van productie, transport, gebruik en onderhoud, afvalverwerking en van verbranding en/of recyclage. Vaak spreekt men ook wel over een ‘Cradle to grave’ analyse.

Wens je dergelijke levenscyclusanalyse uit te voeren, dan kan je gebruik maken van twee internationaal erkende normen (ISO-normen 14040 en 14044). Een LCA die aan deze standaarden voldoet bestaat uit vier stappen. Varianten op de LCA, met bijkomende normering, zijn de EPD (Environmental Product Declaration) en PEF (Product Environmental Footprint).

Waarvoor kan een levenscyclusanalyse gebruikt worden?

Een LCA kan nuttig zijn voor verschillende afdelingen en doeleinden van een bedrijf. Op basis van een LCA kan een bedrijf zich de volgende vragen stellen:

  • Zijn er veranderingen die doorgevoerd kunnen worden aan het ontwerp of de ontwikkeling van het product/de service waardoor de milieu-impact daalt?
  • Is het product duurzamer dan een concurrerende variant?
  • Hoe kunnen we onze algemene milieuprestaties verbeteren?
  • Hoe ver staan we met onze milieuprestaties in vergelijking met vorig jaar?
LCA visual
LCA visual van EPLCA
Wat zijn de vier stappen van een LCA?

Doorgaans bestaat een levenscyclusanalyse uit vier verschillende stappen:

Stap 1: Het bepalen van de scope en de functionele eenheid

De eerste stap is de bepaling van de scope en de functionele eenheid: Wat willen we juist analyseren? 

Met de ‘functionele eenheid’ bedoelt men het product of de dienst waarvan de levensscyclusanalyse bepaald dient te worden.

De scope bepaalt de omvang en grenzen van de analyse. Welke stadia van een levenscyclus dienen geanalyseerd te worden?

  • Het bekomen van de grondstoffen van het product
  • De verwerking van de grondstoffen tot het product
  • Het transport en de distributie
  • Het gebruik van het product
  • Hoe het product verwerkt wordt op het einde van de levensduur (recyclage/afvalverwerking).
Stap 2: De levenscyclusinventaris (LCI)

Eens het duidelijk is wat binnen de scope valt, wordt een levenscyclusinventaris (LCI) opgemaakt. Daarin wordt alle in- en uitstroomdata opgelijst die in rekening gebracht moet worden. Dit gebeurt voor elke stap in het proces en zowel voor de grondstoffen, (zij-)producten als voor de emissies. Men creëert als het ware een massabalans van het volledige proces.

Systeem LCA
Figuur uit ISO 14040 ‘productie systeem en systeemgrenzen’
Stap 3: De levenscyclus impact assesment (LCIA)

De volgende stap is het omvormen van de stromen naar milieu-impacten. Dit wordt gedaan in de levenscyclus impact assessment (LCIA). De emissies en het grondstofgebruik worden omgerekend naar verschillende milieu-impactscores. Finaal bekomt men een LCA van het product.

Stap 4: De levenscyclus improvement assesment

Wat hebben we geleerd over de milieu-impact van de levenscyclus van het product of de service? Hoe kan de levenscyclus in kwestie geoptimaliseerd worden met een lagere milieu-impact tot gevolg? Deze vragen omvatten de laatste stap in de levenscyclusanalyse.

Zoals reeds eerder werd aangehaald kan een LCA nuttig zijn voor verschillende afdelingen en doeleinden van een bedrijf. Op basis van een LCA kan een bedrijf zich verscheidene vragen stellen en conclusies nemen, wat het begin kan zijn van een belangrijk leer- en groeiproces.

Als impactanalyse gaat LCA verder dan de klimaatopwarming

Zoals je hieronder kan zien aan de milieu-impactthema’s gaat de LCA van processen of producten een stuk verder dan enkel de impact op het klimaat. Een levenscyclusanalyse brengt ook het ozonafbrekend vermogen, de menselijke toxiciteit, de veranderingen in landgebruik, en zo meer in kaart.

Onderstaand schema toont aan dat er een verband bestaat tussen de tussenkomst in bepaalde milieufactoren en potentiële milieu-impacten. Een voorbeeld van dit causaal verband is de emissie van chemicaliën in de lucht, wat leidt tot hogere concentraties van deze chemicalïen in (drink-)water. Dit kan op zijn beurt leiden tot gezondheidsproblemen bij mens en dier èn zelfs tot het uitroeien van bepaalde diersoorten.

LCIA
Schematische representatie van de levenscyclusinventaris en potentiële relevante milieu-impactthema’s
Een carbon footprint focust op de klimaatopwarming

Bij een carbon footprint of CO2-voetafdruk ligt de focus wèl uitsluitend op het thema klimaatopwarming. Daarbij wordt er gekeken naar emissies van broeikasgassen op bedrijfsniveau. Belangrijk om te weten is dat het hier niet enkel om CO2-emissies gaat. Ook het effect van andere broeikasgassen, zoals CH4, N2O, HFCs etc…, wordt in rekening gebracht onder de vorm van CO2-equivalenten. Bij een levenscyclusanalyse houdt men eveneens rekening met deze broeikasgassen.

Naast een (corporate) carbon footprint bestaat er ook een product carbon footprint. Hierbij meet men de emissies van broeikasgassen op product- in plaats van bedrijfsniveau.

Ter regulering van de carbon footprint zijn er ook enkele internationale protocollen beschikbaar die de berekeningsmethodes bepalen. Enkele van deze protocollen zijn: het Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol) en de ISO-standaard 14060. Wat betreft rapportage over de impact op het klimaat kan een carbon footprint van een organisatie of product een breed inzicht brengen. In dit opzicht is de rapportering van de impact op de klimaatopwarming bij een carbon footprint iets breder dan bij een LCA, aangezien de levenscyclusanalyse standaard geen opdeling maakt waar de CO2-voetafdruk opgedeeld is in drie scopes.

carbon footprint scope 1 2 en 3
Kan een LCA gebruikt worden voor een carbon footprint en andersom?

Alhoewel de vereisten van het GHG Protocol verder gaan dan deze van de ISO 14044 is het mogelijk een LCA, die voldoet aan de ISO-normen, te gebruiken voor het bekomen van een carbon footprint. Dit op voorwaarde dat er aan enkele extra vereisten van het GHG Protocol worden voldaan.

We lichten dit toe met een voorbeeld. Wanneer een bedrijf een product aankoopt, waarvan een LCA kan worden aangeleverd door de leverancier, kan de emissiefactor van dat specifieke product uit de LCA worden gefilterd. Daarbij worden enkel de CO2-equivalenten meegenomen en doorgaans tot aan de poort van de producent (Cradle-to-Gate).

De gelijkenissen en verschillen samengevat

Zowel LCA als carbon footprint zijn nuttige instrumenten om gewaar te worden van wat de milieu-impact is van een product, proces of organisatie. Beide instrumenten wijzen ons op de kritieke punten in processen en organisaties èn tonen bijgevolg waar de grootste positieve impact te maken is. Het zijn, met andere woorden, vormen van introspectie.

Een aandachtspunt bij beide analyses is dat het moeilijk is om de ene LCA met de andere te vergelijken, alsook de ene carbon footprint met de andere. Belangrijk hierbij is om na te gaan over welke scope de analyse gaat, waar de grenzen werden vastgelegd, en welke databases werden geraadpleegd voor de impactfactoren.

Tot slot kan je hieronder een tabel terugvinden met een overzicht van de voornaamste gelijkenissen en verschillen tussen een levenscyclusanalye en een carbon footprint.

Tabel verschil LCA en carbon footprint
Tabel gelijkenissen en verschillen tussen levenscyclusanalyse en carbon footprint

Wil je graag meer informatie? Aarzel dan niet om ons hierover te contacteren.


Blijf op de hoogte van al ons nieuws!

Schrijf je hieronder in op onze nieuwsbrief.

* verplichte velden




1 procent voor een goed doel – 2022

1 % voor een goed doel – 2022

Vorige zomer werkten we intern aan onze visie op duurzaamheid. We vertrokken vanuit de 17 SDG’s en bepaalden onze materialteitsmatrix. Het resultaat van deze oefening vertaalde zich in vier kwadranten en concrete doelstellingen rond duurzaamheid. We stelden vast dat we reeds veel inspanningen leveren op het vlak van klimaat en de mens.

Maar onze ambities zijn groot. We willen een voorloper zijn op vlak van duurzaamheid én vooral ook onze verantwoordelijkheid nemen. Vanuit deze ambitie verkenden we onze waarden en normen, maar stonden we ook stil bij een aantal maatschappelijke kwesties. Respect en behulpzaamheid zijn twee waarden die we belangrijk vinden.

Daarom introduceren we in analogie met “1 procent for the planet” ons eigen engagement 1 % voor een goed doel binnen de sociale sector. We willen onze “helden” het duwtje in de rug geven die ze verdienen.

Thuisbegeleidingsdienst ‘t Spoor

In 2022 kozen wij om de thuisbegeleidingdienst ’t Spoor te ondersteunen. Een thuisbegeleidingsdienst ondersteunt gezinnen die het moeilijk hebben met de opvoeding of de ontwikkeling van de kinderen. ’t Spoor is actief in West-Vlaanderen en biedt specifiek ondersteuning aan:

  • ouders van baby’s met een andere start (bijvoorbeeld vroeggeboorte)
  • kinderen en jongeren met een motorische beperking en hun ouders
  • volwassenen met een motorische beperking en hun omgeving 
  • mensen met een niet-aangeboren hersenletsel en hun omgeving.

De medewerkers van ’t Spoor ondersteunen dagdagelijks verschillende gezinnen in hun zoektocht naar een balans binnen hun gezin. Ze zijn een klankbord, een ruggensteun, een aanspreekpunt,… kortom ze maken een wezenlijk verschil voor deze gezinnen.

Dominiek Savio

’t Spoor vormt een onderdeel van Dominiek Savio, een organisatie voor mensen met een fysieke beperking die gevestigd is in Gits. Dominiek Savio ondersteunt meer dan 1.000 kinderen, jongeren en
volwassenen met een beperking. Zoals vele andere organisaties kunnen ze steeds een duwtje gebruiken. Ook interesse om hun werking te leren kennen of hen te steunen? Bezoek dan zeker eens hun website: https://www.iksteundominieksavio.be/.


Blijf op de hoogte van al ons nieuws!

Schrijf je hieronder in op onze nieuwsbrief.

* verplichte velden




De CSRD in perspectief

De CSRD in perspectief

Je zou denken, met de “online buzz” over de nieuwe CSRD-regelgeving (Corporate Sustainability Reporting Directive), dat je binnenkort als grote onderneming een kleurrijk en lang duurzaamheidsverslag zult moeten hebben. We willen dit even in perspectief zetten; de opmaak van een uitgebreid verslag is geen vereiste. Integendeel, de CSRD wil net zorgen dat de informatie rond duurzaamheid beschikbaar is, vergelijkbaar is, verschillende rapporteringsvragen bundelt en de jaarlijkse kost naar duurzaamheidsrapportage op termijn voor bedrijven reduceert.

Schrijf je nu in voor onze gratis online opleiding “Carbon Accounting”.

Een gratis lessenreeks voor iedereen die inzicht en duidelijkheid wenst te verkrijgen in de berekening van de Carbon Footprint en Carbon Accounting, gegeven door experten.

Zes lessen van 30 min tussen 11h00 en 11h30
Startdatum: 25 september 2024

Wanneer moet je als bedrijf voldoen aan de nieuwe CSRD?

Indien je als bedrijf al eerder diende te rapporteren onder de NFRD (Non-Financial Reporting Directive) wijzigt het feit dat je moet rapporteren niet. De vorm en de wijze waarop wijzigt wel (zie verder over de ESRS). Deze bedrijven dienen te rapporteren volgens de CSRD vanaf 2025 over 2024.

Daarnaast worden er ongeveer 40.000 Europese bedrijven toegevoegd aan de verplichting van duurzaamheidsrapportage in de tweede termijn – rapporteren in 2026 over 2025.

Je behoort tot die tweede termijn als jouw organisatie aan 2 van de volgende criteria voldoet:

  • Meer dan 250 werknemers
  • Meer dan 40 miljoen euro omzet
  • Meer dan 20 miljoen euro op de balans

We raden deze bedrijven dan ook aan om nu te starten met de voorbereidingen, want onderschat dit niet.

Er volgt daarna nog een 3e termijn, waarbij ook beursgenoteerde kmo’s en een aantal kredietinstellingen zullen moeten rapporteren.

CSRD
Waarom is er dan geen duurzaamheidsverslag nodig?

De CSRD spreekt over duurzaamheidsrapportage. Dat mag in een uitgebreid verslag, maar dat hoeft echt niet; vergelijk het met financiële rapportages. Sommige bedrijven kiezen ervoor om dat in een jaarverslag te gieten, anderen houden het bij een eenvoudig rapport. Een duurzaamheidsverslag kan zeker ook zijn voordelen hebben:

  • het informeert je stakeholders,
  • maakt je inspanningen zichtbaar en
  • je kan er mee uitpakken.

Echter een mooi en uitgebreid verslag is vaak prijzig en hoort in se niet tot de letterlijke verplichtingen van de CSRD.

Het verslag is pas de laatste stap na alle verplichte analyses en oefeningen die eraan voorafgaan. Het is beter om u als grote onderneming daarop te focussen en hiervoor ook het nodige budget alvast te voorzien.

De CSRD wil vooral uniforme informatie beschikbaar maken voor alle stakeholders.

Omdat de NFRD – de originele richtlijn – geen standaard framework had, waren de rapportages moeilijk te vergelijken. De gevraagde informatie was ook niet voldoende voor de stakeholders om een duidelijk beeld te kunnen hebben van hun duurzaamheid. Er was geen consistentie met bijvoorbeeld de duurzaamheidsrapportagevereisten vanuit de financiële wereld (de SFDR bijvoorbeeld). Controle op de NFRD-rapporten was ook niet verplicht. De nieuwe CSRD wil daarop een antwoord bieden door:

  • uitgebreidere informatie op te vragen bij de desbetreffende ondernemingen
  • een standaard framework aan te brengen (de ESRS ofwel – European Sustainability Reporting Standard – , waaraan de EFRAG op dit eigenste moment de laatste hand aan legt)
  • te zorgen dat de CSRD ook geldend is voor finance en in lijn is met de EU Taxonomy
  • de verplichting op te leggen om de informatie digitaal beschikbaar te stellen, zodat deze kan worden omsloten via het ESAP (European Single Acces Point).
  • een audit van de gepubliceerde gegevens te verplichten

Door alles dus samen te brengen en meer klaarheid te scheppen, resulteert dit tot minder mogelijkheden om te greenwashen. Op vandaag krijgen bedrijven bovendien langs alle kanten vragen rond hun duurzaamheid. Het is de bedoeling dat de CSRD een antwoord geeft op al die vragen. Door minder tijd en middelen te investeren in losse ad hoc vragenlijsten kunnen de kosten op termijn gereduceerd worden. Dankzij de online beschikbaarheid van de informatie voor alle stakeholders, zal alvast de transparantie verhogen.

Laat je vooral niet overweldigen!

Dat de CSRD veel informatie over jouw duurzaamheidsverhaal vraagt, is een feit. Maar wat als je als bedrijf nog geen enkele stap gezet hebt in die richting? Of wat als je dat wel reeds hebt gedaan, maar niet weet hoe dit binnen de CSRD te kaderen?

We raden vooral aan om jullie niet te laten overweldigen. Er zijn inderdaad veel vereisten, maar die vertrekken allemaal vanuit eenzelfde basis. Het is die basis waar je op vandaag best reeds mee aan de slag gaat.

CSRD

Start dus met:

  • De bepaling van de belangrijke materialiteitsthema’s vanuit een dubbele materialiteitsanalyse.
  • De berekening van je CO2-voetafdruk en de uitwerking van een reductieplan. Deze informatie zal terechtkomen in jouw rapportage in het verplichte onderdeel ESRS E1 – klimaatverandering.
  • De uitwerking van een actieplan met concrete doelstellingen per materialiteitsthema.
  • De bepaling van de indicatoren en de nodige datapunten daaromtrent in kaart brengen.

Een ander aspect wat mogelijk kan afschrikken, zijn de vele deelthema’s die een rapportagestandaard meekrijgen in de ESRS, waaronder bijvoorbeeld vervuiling, biodiversiteit en ecosystemen, circulaire economie, getroffen gemeenschappen… Weet dan dat het niet verplicht is om over alle deelstandaarden als bedrijf volledig te rapporteren. De enige twee verplichte zijn klimaatverandering (ESRS E1) en eigen personeel (ESRS S1). Wanneer uit de materialiteitsanalyse echter blijkt dat ook andere voorgenoemde thema’s van belang zijn, dan dient hier ook over gerapporteerd te worden.

Wil je graag meer informatie? Aarzel dan niet om ons hierover te contacteren.


Blijf op de hoogte van al ons nieuws!

Schrijf je hieronder in op onze nieuwsbrief.

* verplichte velden




Vraag de nieuwe GREEN investeringssteun aan via VLAIO

Vraag de nieuwe GREEN investeringssteun aan via VLAIO

De recent opgestarte GREEN investeringssteun is een initiatief vanuit VLAIO om kmo’s en grote ondernemingen te ondersteunen in investeringen die de klimaatimpact van hun processen doen afnemen. Het acroniem GREEN staat voor Groener en Efficiënter Energiegebruik in de Industrie.

Wat valt onder de GREEN investeringssteun?

De GREEN investeringssteun richt zich specifiek op technologieën die niet op de limitatieve technologielijst (LTL) van ecologiepremie+ staan. De meest recente limitatieve technologielijst kun je hier terugvinden. Het gaat dus over het ontwikkelen van nieuwe toepassingen of andere dan LTL-toepassingen om het productieproces te verbeteren. Via deze weg wil VLAIO de innovatie ten voordele van het klimaat stimuleren.

Green investeringssteun
GREEN visual van VLAIO

Binnen GREEN zijn de investeringen opgedeeld in twee thema’s:

Vergroening:

Transitie maken van fossiele brandstoffen (zoals stookolie, aardgas en diesel) naar elektriciteit of groene energie (zoals biogas en groene of blauwe waterstof).

  • Warmte uit hernieuwbare energiebronnen
  • Warmte uit groene/blauwe waterstof
  • Restwarmte
  • Elektrificatie

Energie-efficiëntie:

Verminderen van het totale energiegebruik door middel van investeringen in standaardtechnologie-overschrijdende maatregelen.

  • Geen basismaatregelen zoals relighting, frequentiesturing van motoren, thermische isolatie, etc.
  • Geen investeringen enkel in gebouw/wagenpark
  • Geen investeringen in nieuwe fossiele technologieën

Opgepast; indien je als onderneming tot de EBO-doelgroep behoort, moet je ook toegetreden zijn om in aanmerking te komen voor deze investeringssteun.

Bij de uitwerking van een energieaudit of een klimaatplan wordt er steeds gekeken waar een subsidie mogelijk is

Welke kosten worden aanvaard en wat is de uiteindelijke subsidie?
Green investeringssteun projectkosten
Afbeelding uit de handleiding van de GREEN investeringssteun

Zoals te zien in bovenstaand schema wordt gekeken naar de ecologische meerkost om daarop percentagegewijs de subsidie te bepalen.

ecologische meerkost =
ecologische investering–standaardinvestering.

Waarbij standaardinvestering gedefinieerd is als een klassieke investering die in technisch opzicht vergelijkbaar is, maar waarmee niet hetzelfde niveau van milieubescherming bereikt kan worden. Verder worden de besparingen en/of opbrengsten gedurende de eerste vijf jaar van de gebruiksduur in mindering gebracht van die meerkost.

Het subsidiepercentage is afhankelijk van zowel het type onderneming (kmo of grote onderneming) als de ecoklasse van de investering.

De ecoklasse (A of B) wordt berekend op basis van een levenscyclusanalyse en de mate van positieve impact. Zo vertelt de ecoklasse dus welk potentieel er in het project zit ten voordele van het klimaat. Hoe beter de klasse, hoe hoger het subsidiepercentage.

Aanvraagprocedure

De aanvraagprocedure verloopt volgens een vast stramien. Belangrijk is te weten dat er eerst een voorbespreking plaatsvindt met VLAIO om te zien of het mogelijke project een kans maakt, vooraleer de effectieve subsidieaanvraag kan gebeuren. Het is dus zinvol om in een vroeg stadium reeds in gesprek te gaan, los van de concretisering.


Blijf op de hoogte van al ons nieuws!

Schrijf je hieronder in op onze nieuwsbrief.

* verplichte velden




Het klimaatplan opent de deur naar steun bij VLAIO

Het klimaatplan opent de deur naar steun bij VLAIO

Van plan om binnenkort als bedrijf steun aan te vragen bij VLAIO voor één van onderstaande programma’s?

  • Onderzoeksprojecten
  • Ontwikkelingsprojecten
  • Haalbaarheidsstudies
  • Strategische transformatiesteun
  • Baekelandmandaten
  • Innovatiemandaten Fase 2
  • Bedrijfspartners bij ICON projecten of in het kader van een Speerpuntcluster

Dan moet je vanaf 1 oktober 2022 beschikken over een klimaatplan.

klimaatplan
Voor wie?

Grote ondernemingen (volgens de Europese kmo-definitie) en energie-intensieve ondernemingen (finaal energieverbruik hoger dan 0,1 PJ op vestigingsniveau) dienen te beschikken over een klimaatplan.

Via onderstaande link kan je nagaan hoeveel je energieverbruik in PJ is:

Waarover gaat dit klimaatplan?

Het klimaatplan beschrijft hoe de vestiging de transitie zal maken richting een koolstofarme bedrijfsvoering in een klimaatneutraal Europa in 2050. De concrete aanpak binnen de eigen onderneming wordt hierin omschreven samen met de geselecteerde klimaatmaatregelen omtrent de volgende aspecten:

Het klimaatplan beschrijft hoe de vestiging de transitie zal maken richting een koolstofarme bedrijfsvoering in een klimaatneutraal Europa in 2050.

  • De interne bedrijfsprocessen
  • De gebouwen
  • Eigen transport (waaronder men goederen- alsook personenvervoer verstaat)
  • De productie van hernieuwbare energie on site
  • Het waterverbruik voor proces en sanitair

Daarnaast kunnen aanvullende maatregelen omtrent klimaatadaptatie en circulaire economie worden opgenomen.

De grensbepaling is afhankelijk van het type vestiging en onderneming

Wanneer je een klimaatplan nodig hebt bij je aanvraag, zal de vereiste inhoud ervan variëren afhankelijk van het type vestiging waarover we spreken.

  • Voor niet energie-intensieve vestigingen van grote ondernemingen moet het klimaatplan minstens de activiteiten binnen scope 1 behandelen, met als tijdshorizon 2030. – Voor meer uitleg over scope 1, 2 en 3 kan je hier terecht.
  • Voor energie-intensieve vestigingen die onderdeel zijn van een niet VER-bedrijf, gaat het klimaatplan minstens over scope 1 en 2 (alle directe emissies en indirecte emissies gelinkt aan energieverbruik), met als tijdshorizon 2030 én 2050. Hier spreekt men ook over meerdere scenario’s.
  • Voor energie-intensieve vestigingen die onderdeel zijn van een VER-bedrijf, moet een klimaatroadmap worden opgemaakt conform de voorschriften volgens de EBO (energiebeleidsovereenkomst). Deze klimaatroadmap kan dan instaan voor het klimaatplan wanneer steun wordt aangevraagd bij VLAIO. – Voor meer uitleg over de klimaatroadmap, kan je meer lezen in ons artikel over de nieuwe EBO.
klimaatplan
Anticiperen is de boodschap

Wanneer je als bedrijf weet hebt van toekomstige steunaanvragen, is het een opportuniteit om reeds te anticiperen op de voorwaarde van het klimaatplan. Een klimaatplan is met de beste wil van de wereld niet van vandaag op morgen opgemaakt. Je kan hierbij leunen op de expertise van E-luse indien gewenst.


Blijf op de hoogte van al ons nieuws!

Schrijf je hieronder in op onze nieuwsbrief.

* verplichte velden




Zoom in op scope 3 van de carbon footprint

Zoom in op scope 3 van de carbon footprint

Een carbon footprint of CO2-voetafdruk van een organisatie wordt over het algemeen berekend over drie scopes. Scope 3 is op vandaag voor veel bedrijven nog niet verplicht in kaart te brengen, maar is het net wél interessant dit te doen want scope 3 zit vol inzichten en opportuniteiten voor jouw bedrijf. Wil jij het verschil maken en denken op de lange termijn? Beperk je dan zeker niet tot de eerste twee scopes.

Als bedrijf is het te kort door de bocht om scope 3 te zien als iets dat ‘losstaat’ van uw organisatie om er zodoende geen aandacht aan te spenderen – verderop wordt duidelijk waarom. Uit onze ervaringen weten we dat bij veel productiebedrijven minstens 70% van hun CO2-uitstoot zich in scope 3 situeert. Het loont dus absoluut de moeite om deze – toch wel complexe – oefening te maken.

Upstream en downstream

Volgens het “Greenhouse Gas Protocol” omvat scope 3 alle indirecte emissies die niet opgenomen zijn in scope 2 én die zich voordoen in de waardeketen van het bedrijf of de organisatie – voor een opfrissing van wat juist in welke scope behoort, kan je hier terecht. Dit betekent dat je als bedrijf je niet beperkt tot het eiland waarin je zelf direct impact hebt, maar dat je ook nadenkt waar de impact van je stakeholders liggen. Om een eerste structuur te creëren in scope 3 emissies kan je deze opsplitsen in upstream en downstream emissies. Tip: Het is handig om door middel van een flowchart de waardeketen van jouw producten te visualiseren. Dit vergemakkelijkt nadien ook de dataverzameling.

Scope 3 scope 2 scope 1 carbon footprint CO2-voetafdruk

Logischerwijs zijn enkele voorbeelden van upstream emissies:

  • Aankoop van grondstoffen voor het productieproces
  • Goederen en diensten noodzakelijk voor het kantoor
  • Het transport van aangekochte grondstoffen tot bij uw site

En van downstream emissies:

  • Het afval dat ontstaat tijdens het productieproces
  • Het transport van goederen naar uw klanten
  • Het energieverbruik van uw product bij een eindklant (denk bijvoorbeeld aan het elektriciteitsverbruik van een wasmachine)
  • De end-of-life behandeling van uw product nadat een eindklant het weggooit

Die laatste, daar beginnen sommigen van te zweten. Is dit nog een deel van onze verantwoordelijkheid? Moeten we daar als bedrijf ons echt over buigen? Ons antwoord daarop is volmondig JA! Want wij zijn er rotsvast van overtuigd dat als je op termijn uw producten niet recycleerbaar maakt, of herbruikbaar, dat uiteindelijk voor uw bedrijf risico’s met zich meebrengt.

Schrijf je nu in voor onze gratis online opleiding “Carbon Accounting”.

Een gratis lessenreeks voor iedereen die inzicht en duidelijkheid wenst te verkrijgen in de berekening van de Carbon Footprint en Carbon Accounting, gegeven door experten.

Zes lessen van 30 min tussen 11h00 en 11h30
Startdatum: 25 september 2024

Het waarom van scope 3

Door als onderneming je volledige waardeketen in kaart te brengen, ontstaat er inzicht in je bedrijfsvoering. Inzicht die je kan opvatten als een soort risico-analyse. Want de uitstoot van CO2-emissies brengt een bepaald risico met zich mee voor u als organisatie.  Als er bijvoorbeeld veel emissies gekoppeld zijn aan de basisgrondstof waaruit uw product wordt gemaakt, dan kan dat in de nabije toekomst leiden tot een stijging in de kosten voor uw bedrijf. Daarnaast kan dit ook een invloed hebben op de verkoop omdat er bijvoorbeeld een alternatief product op de markt komt die het op dat vlak beter doet. We zijn niet meer veraf van een tijdperk waarin klanten de CO2-voetafdruk meenemen in hun productkeuze. Integendeel, we zien het op vandaag reeds gebeuren.

CO2 voetafdruk scope 3 productkeuze

Dankzij het inzicht in je scope 3 emissies, kan je tevens als organisatie gerichte opportuniteiten lokaliseren. Kunnen we ons product aanpassen of ons anders organiseren zodat de CO2voetafdruk van onze producten naar beneden gaat? Kunnen we een nieuwe productielijn ontwikkelen dat ons in staat stelt om te antwoorden op de behoeften van morgen?

Daarnaast zal een volledig inzicht in je CO2-voetafdruk ook van belang zijn voor investeerders, banken en de overheid (nieuwe regelgevingen).

En omgekeerd: scope 3 niet in kaart brengen kan leiden tot een verkeerde interpretatie van de situatie van het bedrijf en dus tot de verkeerde beslissingen. Ook het standaard GHG-protocol legt daar de nadruk op. Bij E-luse wordt scope 3 daarom altijd in kaart gebracht en laat ons vooral samen op zoek gaan naar een goed plan voor de toekomst van uw organisatie.

Het speelveld ligt nog open

Op vandaag krijg je als bedrijf nog de ruimte om te beslissen wat je meeneemt in scope 3 en wat niet. Een drijfveer kan zijn dat bepaalde emissies te veraf staan van de dagdagelijkse werking of dat de data zeer moeilijk te verzamelen is in een relatief accurate vorm. Wat doe je bijvoorbeeld met de uitstoot die klanten creëren om tot bij u te komen voor de bespreking van een project?

Er worden binnen scope 3 bepaalde grenzen bepaald, waarbij het bedrijf zelf beslist wat het wenst mee te rekenen van scope 3 en wat niet. Belangrijk hierbij is dat je als organisatie transparant communiceert over wat is meegerekend. Doch raden wij aan om de blik zo ruim mogelijk te houden de eerste maal de carbon footprint wordt bepaald, want zo kan je zeker geen grote emissiebronnen uitsluiten.

Bepaling van de carbon footprint op de drie scopes wordt zeker een verplichting voor bedrijven.

Eline – Sustainability Consultant
inzicht in carbon footprint scope 3

Ongetwijfeld komen er in de toekomst voorschriften over wat in de scope 3 minstens moet worden meegerekend. Er wordt er op dit eigenste moment binnen de Science Based Targets (SBTi) bepaald hoeveel % van de totale scope 3 er in kaart gebracht moet worden. Dit wordt per sector bepaald, samen met reductiedoelstellingen in lijn met het klimaatakkoord van Parijs en de daaropvolgende Green Deal van de Europese Commissie.

CSRD en de carbon footprint

Vandaag zijn er reeds een aantal grote bedrijven verplicht om te rapporteren over hun vooruitgang op vlak van duurzaamheid (NFRD). In de eerstvolgende jaren zullen er meer bedrijven onder de verplichting vallen (we gaan van ongeveer 12.000 naar 50.000 Europese bedrijven) en dit met hogere vereisten: de CSRD of Corporate Sustainability Reporting Directive. Op vandaag is in de draftversie van de rapportagestandaard alvast een concreet reductieplan van de carbon footprint van organisaties opgenomen, en dat met zowel scope 1, 2 én 3. Via deze weg zal de ganse keten de vraag voorgeschoteld krijgen en dus ook uw bedrijf. Indien u een antwoord kunt geven, zal je ongetwijfeld een stevige voet voor hebben bij uw klant.


Blijf op de hoogte van al ons nieuws!

Schrijf je hieronder in op onze nieuwsbrief.

* verplichte velden




De nieuwe energiebeleidsovereenkomst (EBO)

Alles wat moet je weten over de nieuwe energiebeleidsovereenkomst (EBO)

Het afgelopen jaar berichtten we via onze nieuwsbrief al enkele keren over de nieuwe energiebeleidsovereenkomst (EBO) die in opmaak was. Daarnaast waren we ook een tijd lang betrokken bij het uitzetten van de krijtlijnen voor de opvolger van de huidige EBO. Via onze klanten gaven we bovendien input op de ontwerpteksten.

Op vrijdag 8 juli, net voor het zomerreces, werden de teksten voor de nieuwe EBO’s principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering.

De nieuwe EBO zal starten op 1 januari 2023 en loopt tot 31 december 2026. Daarna volgt een nieuwe (aangepaste) ronde. 

In onderstaande hoofdstukken geven we wat meer duiding over wat de nieuwe EBO’s zullen inhouden.

De nieuwe energiebeleidsovereenkomst start op 1 januari 2023 en wordt uitgebreid naar alle sectoren.

Energiebeleidsovereenkomst energieplan ebo bedrijven
Wat is een energiebeleidsovereenkomst?

De energiebeleidsovereenkomsten zijn een samenwerking tussen energie-intensieve ondernemingen en de Vlaamse overheid. Toegetreden bedrijven engageren zich om extra inspanningen te leveren op energie-efficiëntie en hun negatieve impact op het klimaat te minimaliseren. Als compensatie worden een aantal voordelen uitgereikt door de overheid.

Tussen 2015 en 2022 werden reeds twee energiebeleidsovereenkomsten of EBO’s uitgevoerd. Vanaf volgend jaar start dus een nieuwe overeenkomst waarop bedrijven al dan niet kunnen intekenen.

Van primair naar finaal energieverbruik

De grootste aanpassing is de drempel om toe te treden tot EBO. Hiervoor wordt gekeken naar het energieverbruik van de vestiging. Waar de drempel op heden op 0,1 PJ primair ligt wordt deze aangepast naar 0,1 PJ finaal energieverbruik. Dit heeft een enorme invloed op bedrijven die hoofdzakelijk elektriciteit verbruiken, want elektriciteit wordt op vandaag verrekend met een factor 9 (rekening houdend met een systeemrendement van 40%) en dit wordt dus aangepast naar een factor 3,6. 

Het kan dus zijn dat je bedrijf vanaf volgend jaar niet meer onder EBO zal vallen. Aan de andere kant wordt ieder bedrijf met een verbruik tussen 0,05 en 0,1 PJ binnenkort verplicht om vierjaarlijks een energieaudit uit te voeren inclusief de verplichting tot het uitvoeren van maatregelen met een IRR groter dan 13%.

Via onderstaande tool kan je gemakkelijk jouw energieverbruik omrekenen naar primair en finaal energieverbruik. Je krijgt ook direct een zicht aan welke verplichting je moet voldoen.

Daarnaast vervalt ook de voorwaarde om als bedrijf tot een bepaalde NACE-code te behoren. Hierdoor zullen meer bedrijven kunnen toetreden tot EBO.

Verschillend traject voor VER-bedrijven

Ook in de nieuwe EBO’s wordt een onderscheid gemaakt tussen VER- en niet-VER-bedrijven. VER-bedrijven zijn bedrijven die deel uitmaken van de Europese CO2-emissiehandel (EU ETS). Het maatregelenpakket dat de bedrijven moeten uitvoeren verschilt van elkaar.

  • VER-bedrijven: focus op energie-efficiëntie (met klimaatroadmap)
  • niet VER-bedrijven: focus op energie-efficiëntie aangevuld met klimaatmaatregelen
Restwarmtepotentieelstudie

Tegen 1 oktober 2023 zal ieder EBO-bedrijf een restwarmtepotentieelstudie moeten uitvoeren. De resultaten van deze studie zullen nadien worden opgenomen en gevisualiseerd in een publieke warmtekaart.
Concreet zal je als bedrijf je warmtevraag en het aanbod aan restwarmte moeten rapporteren in een bepaalde verbruiksrange.

Klimaatroadmap

Bijkomend moeten de VER-bedrijven een klimaatroadmap opmaken tegen 31 december 2024. Het rapport van deze klimaatroadmap zal onder andere volgende zaken moeten omvatten:

  • Rapportage GHG-emissies (scope 1 en scope 2) (lees hier wat deze scopes precies inhouden)
  • Klimaatvisie en strategie
  • Algemeen beleid rond klimaat
  • Streefdoel voor 2030 & 2050
  • Scenario’s en acties om streefdoelen te halen
  • Opsomming van knelpunten en behoeften

Belangrijk hierbij is dat er geen verplichtingen naar uitvoering gekoppeld zijn aan deze klimaatroadmap. Het is een onderbouwde oefening richting de toekomst.

Bedrijven die gebruik willen maken van steunmaatregelen van de overheid zoals O&O-projecten, haalbaarheidstudies,… zullen tevens vanaf 1 oktober 2022 een klimaatplan moeten voorleggen. Wanneer een bedrijf toegetreden is tot EBO worden ze hiervoor vrijgesteld.

Aanvaarde energiedeskundige

Voor de opmaak van het energieplan dient iedere onderneming een energiedeskundige voor te leggen ter aanvaarding. Dit kan zowel een interne als externe deskundige zijn, maar een combinatie van beide geniet de voorkeur. De deskundige moet voldoen aan een aantal voorwaarden die opgenomen zijn in de regelgeving.

Voldoende vroeg van start gaan en een ervaren energiedeskundige aanstellen is de belangrijkste tip die we kunnen meegeven!

Tim Vancouillie
Energieadvies
Rendabele maatregelen

Zoals in de inleiding van dit artikel vermeld, gaan deelnemende bedrijven het engagement aan om energiebesparende en/of klimaatmaatregelen uit te voeren. Om de rendabiliteit van een maatregel te bepalen wordt er gebruik gemaakt van de IRR. De IRR-drempel wordt voor alle VER-bedrijven aangepast naar 12%; voor de niet-VER-bedrijven wordt dit 10,5 %.

Tegemoetkomingen

Als gunst tegenover het engagement van de deelnemende bedrijven biedt de Vlaamse Regering enerzijds een garantie dat er geen bijkomende verplichtingen worden opgelegd naar CO2-reductie. Daarnaast kunnen de bedrijven ook genieten van de verlaging van accijnzen op aardgas met 0,5 €/MWh.

Waar een EBO-bedrijf in het verleden ook expliciet voordelen had op hun elektriciteitsfactuur is – met de komst van de energienorm – de voorwaarde om deel te nemen aan EBO vervallen. Bijgevolg heeft ieder bedrijf hier recht op.

De Vlaamse overheid legt bedrijven met een verbruik groter dan 0,1 PJ op toe te treden tot de EBO om nog aanspraak te kunnen maken op de ecologiepremie, strategische ecologiesteun, REG-premie, compensatie indirecte emissie, call groene warmte … Het zal dus als bedrijf nog steeds lonen om deel te nemen aan de energiebeleidsovereenkomst.

Vanaf 2023 wordt zowat ieder onderneming (grote onderneming of kmo) verplicht om vierjaarlijks een energieaudit op te maken. Dus waarom de voordelen van EBO dan niet meenemen?

Snel van start gaan met EBO? Of toch nog vragen? Contacteer ons vandaag nog!


Blijf op de hoogte van al ons nieuws!

Schrijf je hieronder in op onze nieuwsbrief.

* verplichte velden




Wat zijn scope 1, 2 en 3 van een Carbon Footprint

Wat zijn scope 1, 2 en 3 van een Carbon Footprint

De carbon footprint of CO2-voetafdruk van een organisatie wordt berekend volgens een bepaalde standaard of protocol. Vaak is dit het Greenhouse Gas Protocol (GHG). De ‘GHG Corporate Standard’ omschrijft specifiek hoe je een carbon footprint van een bedrijf of organisatie berekent en verdeelt deze voetafdruk deze in 3 scopes. De rapportage van scope 1 en 2 is op vandaag voor sommige bedrijven een verplichting (bijvoorbeeld via ETS of CSRD), terwijl dat met scope 3 niet zo is. Dit zal in de eerstvolgende jaren zeker veranderen, in de zin dat meer bedrijven zullen moeten rapporteren en in vele gevallen over de volledige scope.

Wat zit er nu in die 3 scopes? En waar zit de logica? Onderstaande figuur geeft reeds een visueel beeld van de verdeling van emissies.

carbon footprint scope 1 2 en 3
Scope 1: Directe emissies

Dit zijn bedrijfseigen emissies die rechtstreeks vrijkomen in de atmosfeer. De directe emissies worden in 4 categorieën onderverdeeld:

  • Vast opgestelde verbrandingsbronnen: bijvoorbeeld aardgas verbranden om de verwarming te laten functioneren.
  • Mobiele verbrandingsbronnen: alle brandstofverbranding via voertuigen in eigendom van het bedrijf, zoals bedrijfswagens, vrachtwagens, vorkheftrucks en zo meer.
  • Rechtstreekse emissies: lekken van broeikasgassen, zoals onder andere koelmiddelen die lekken uit koelinstallaties.
  • Procesemissies: emissies die vrijkomen tijdens het productieproces, denk maar aan het vrijkomen van CO2 tijdens het produceren van cement.
Scope 2: Indirecte emissies

Deze indirecte emissies zijn gelinkt aan het energieverbruik. Om bijvoorbeeld elektriciteit on-site te krijgen, werd er elders een bepaalde hoeveelheid emissies gegenereerd. Zo bestaat de energiemix in België uit kernenergie, brandstoffen en hernieuwbare energie. Hetzelfde principe van indirecte emissies kan ook voor aangekochte stoom, warmte en/of koeling zijn.

Scope 3: Andere indirecte emissies

Dit zijn alle indirecte emissies die niet opgenomen zijn in scope 2 en die zich voordoen in de waardeketen van het bedrijf of de organisatie. Scope 3 in kaart brengen is volgens ons sterk aan te raden, want daar schuilt meestal de grootste potentiële impactcreatie.

Enkele voorbeelden van scope 3 zijn:

  • de verschillende grondstoffen benodigd voor het productieproces
  • het woon-werkverkeer
  • vliegreizen ten gevolge van business travel
  • afval
  • afschrijving van gebouwen
  • bureaumateriaal
carbon footprint bedrijf

Bij productiebedrijven blijkt dat het grootste gewicht van de carbon footprint zich meestal in scope 3 bevindt. In een volgend artikel gaan we daarom verder inzoomen op deze scope.

Schrijf je nu in voor onze gratis online opleiding “Carbon Accounting”.

Een gratis lessenreeks voor iedereen die inzicht en duidelijkheid wenst te verkrijgen in de berekening van de Carbon Footprint en Carbon Accounting, gegeven door experten.

Zes lessen van 30 min tussen 11h00 en 11h30
Startdatum: 25 september 2024

Complexe materie

Als afsluiter geven we graag mee dat bovenstaande omschrijving de grote lijnen betreft van de scope-verdeling volgens het GHG-protocol en dat het in de praktijk vaak complexer is. Zo worden bijvoorbeeld de emissies van benzine van vorkheftrucks deels in scope 1 en deels in scope 3 gerapporteerd. Een deel van die emissies is namelijk niet ‘direct’, maar onder andere toe te schrijven aan de ontginning van de benzine zelf. Zo zijn er tal van voorbeelden.

Laat je daarom steeds begeleiden door een ervaren consultant.

Overtuigd om ook aan de slag te gaan?

We helpen jou graag bij het behalen van je doel. Want ja, het kan!


Onze klanten

Deze bedrijven werden reeds door E-Luse geholpen, meer klantenverhalen ontdek je hier